2.1 - Operating System Services (p.49)
- OS bied omgeving voor uitvoering van programmas.
- OS services zijn er om het makelijk te maken voor de programmeur van software.
- OS services:
- User Interface
- UI = User interface
- CLI = Command Line Interface (Tekstuele commandos)
- GUI = Graphical User Interface (Schermen met een pointer)
- Batch Interface = Uitvoeren van code in een bestand.
- Program Execution
- Laden van een programma in geheugen
- Uitvoeren van een progamma in het geheugen.
- Het programma moet zijn uivoering kunnen stoppen.
- Normally (successvol stoppen)
- Abnormally (met een fout)
- I/O Operations
- Progammas hebben misschien een IO apparaat nodig.
- CD/DVD, printer, schermen etc.
- Wordt geregeld door het OS omdat dit efficienter en veiliger is.
- File-System Manipulation
- Aanmaken, aanpassen, zoeken en verwijderen van bestanden en mappen.
- Permissie management, wie is de eigenaar van welke mappen?
- Verschillende Filesystems, verschillen in featues en performance.
- Communications
- Uitwisselen van informatie tussen processen op dezelfde of andere computers.
- Netwerken tussen apparaten
- Error Detection
- Ontdekken van mogelijke fouten
- Memory error, power failure, IO parity error, connection failure, printer without paper
- Voor elk type fout wordt de goede actie genomen om een goede en consitente ervaring te waarborgen.
- Resource Allocation
- Eerlijk verdelen van resources onder verschillende processen en gebruikers.
- CPU-scheduling bepaalt hoe de CPU het beste wordt gebruikt.
- Accounting
- Bijhouden welke gebruikers welke resources gebruiken en hoeveel.
- Protection and Security
- Wanneer meerdere processen worden uitgevoerd, mogen ze elkaar niet interferen (storen/lastig vallen/veranderen)
- Beveiligen van informatie van de ene gebruiker zodat de andere gebruiker deze niet kan inzien.
- Beveiligen tegen buitenstaanders.
- Implementeren van authenticatie van gebruikers aan het systeem. Meestal met wachtwoord.
- Logging van alle foute pogingen/break-ins