Rijbewijs B Theorie NL

12. Het nieuwe rijden

  • Met de term 'Het Nieuwe Rijden' richt men zich op plezierig, comfortabel, veilig en milieubewust autorijden.

12.1 Bandenspanning

  • Juiste bandenspanning draagt bij tot:
    • Brandstofbesparing
    • Veiligheid door een goede wegligging
    • Verhoging van het rijcomfort
    • Beperking van slijtage
  • Bandenspanning controleer je:
    • 1x per maand wanneer je banden koud zijn.
    • Bandenspanning staat aangegeven in het instructieboekje, deurstijl van de auto of het klepje van de tankdop.
  • Slijtage
    • Profiel moet minnimaal 1.6mm zijn (aanbevolen bij 2.0mm te wisselen)
    • Wanneer het buitenste vlak van de band gelijk is met de rubberen heuveltjes in de groeven betekent het dat de band is versleten.

12.2 Accessoires

Accessoires Toename verbruik ... bij een snelheid van
Skibox, fiets, lastdrager 30% 100 km/h
Geopend schuifdak/2 half geopende portierramen 6-10% 100 km/h
Belading per 100kg extra +/- 1liter/100km 100 km/h
Achterruitverwarming 3-5% stationair of meer
Airco op half vermogen 10% stationair of meer
Ventilator/verlichting/radio 2% stationair of meer

12.3 Boordcomputer

  • Aangeven van verbruik, zodat je je hier op kan aanpassen
  • Cruise control, automatische verbetering van verbruik bij dezelfde snelheid

12.4 Energielabel

  • Sinds invoering Januari 2001
  • Rekening houden met brandstofverbruik en CO2 uitstoot bij aankoop nieuwe auto.

12.5 Starten, Schakelen en remmen

  • Starten
    • Gaspedaal niet indrukken bij het starten.
    • Niet nodig om de auto warm te laten draaien.
    • Rustig starten (wacht even na het omdraaien van de contactsleutel)
    • Doortastend gas geven: zodanig gas geven dat je snel op het gewenste toerental komt.
  • Schakelen
    • Schakel bij lage toerentallen
      • Benzinemotoren: 2500 toeren
      • Dieselmotoren: 2000 toeren
    • Zo snel mogelijk doorschakelen naar je hoogste versnelling
  • Remmen
    • Remmen zonder terug te schakelen
    • Motor afzetten bij tussenstops langer dan 60seconden.

12.6 Brandstofverbruik

  • Door zuiniger te rijden wordt de uitstoot van schadelijke gassen teruggedrongen.
  • Je rijdt zuiniger door:
    • Na het starten rustig weg te rijden.
    • Na het starten direct weg te rijden.
    • De motor af te zetten bij een tussenstop die langer duurt dan 60 seconden.
    • Veelvuldig schakelen en remmen te voorkomen.
    • Niet te snel te rijden.
    • Te zorgen voor een juiste bandenspanning.
    • De auto goed te onderhouden.
  • Je voorkomt geluidshinder door:
    • Het rijden met hoge toerentallen moet voorkomen.
    • Niet te fel moet accelereren.
    • Niet met een kapotte geluidsdemper moet rijden.
    • De luchttoevoeren en uitlaat niet moet veranderen.
  • Beperken van schadelijke stoffen door:
    • Gebruik niet voor alles en nog wat de auto.
    • Korte ritten kunnen prima met de fiets.
    • Gebruik (in een drukke stad) alternatief vervoer (trein of bus) als dat verstandiger is.
    • Bereid je rit voor en rijd niet onnodig om.
    • Wen je een rijstijl aan die overzicht over de verkeerssituatie geeft.
    • Houd overzicht door aandacht voor stopzicht, rijzicht, oprijzicht en inhaalzicht.

12.7 Niewe Rijden Rijstijl

  • De bestuurder kan anticiperen en dus tijdig inspelen op het gedrag dat hij van andere weggebruikers verwacht.
  • De bestuurder defensief rijgedrag vertoont.
    • Om een defensieve rijstijl te ontwikkelen creëer je een virtueel ruimtekussen rond het voertuig en houd je voldoende volgafstand.
  • De bestuurder aangepast en besluitvaardig rijdt..
    • Voorkom gevaarlijke situaties en rij voorspelbaar.
  • De bestuurder er een juiste verkeersmentaliteit op nahoudt en zijn verantwoordelijkheid kent.