Rijbewijs B Theorie NL

7. Rotondes en andere bijzondere weggedeelten

7.1 Wat is een rotonde?

  • Rotonde is een soort kruispunt waar het verkeer vlot door kan stromen.
  • Bord J9 waarschuwt je op enige afstand voor de rotonde dat er een aankomt.
  • Bord D1 staat op de rotonde
  • Grote rotondes hebben meerdere rijstroken.
  • Fietsers gebruiken ook de rijstroken wanneer er geen appart fietspad is.
  • Bestuurders van motorvoertuigen mogen elkaar zowel links en rechts inhalen.
  • Op een rotonde kun je 4 routes rijden:
    • Rechts afslaan
    • Half rond gaan (rechtdoor)
    • Driekwart rond gaan (links afslaan)
    • Geheel rond gaan (keren)

7.2 Soorten rotondes

  • Bestuurders op de rotonde moeten voorrang verlenen aan bestuurders die op de rotonde willen
  • Bestuurders op de rotonde hebben voorrang voor de bestuurders die op de rotonde willen

  • Kleine rotondes met 1 rijstrook

    • Maximumsnelheid van 20 tot 30 km/h.
    • Langs deze rotondes ligt vaak een fietsstrook of suggestiestrook. Houd rekening met de aanwezigheid van fietsers.
    • Fietsers die de rotonde willen blijven volgen hebben voorrang.
    • Afslaan:
      • 1e zijweg: Richting naar rechts aangeven, bij het oprijden van de rotonde.
      • Halfrond: Je hoeft geen richting aan te geven, bij het oprijden van de rotonde.
      • 3e zijweg: Richting naar links aangeven, bij het oprijden van de rotonde.
  • Rotondes met meerdere rijstroken
    • Voor de rotonde wordt al aangegeven welke rijstrook moet worden gekozen.
      • Rechts afslaan = Meest rechtse rijstrook gebruiken
      • Rechtdoor gaan = Middelste rijstrook gebruiken, na de 1e zijweg naar de meest rechtse rijstrook.
      • Driekwart gaan = Linker rijstrook, na de 2e zijweg naar de meest rechtse rijstrook.
    • Vaak zijn er betonnen randen aangebracht tussen de rijstroken, om weefbewegingen te voorkomen.
    • Je bent verplicht om bij het verlaten van de rotonde richting aan te geven.

7.3 Verlaten van een rotonde

  • Als je de rotonde verlaat moet je het verkeer dat zijn weg vervolgt voor laten gaan.
  • Bestuurders (ook fietsers) die afslaan moeten altijd richting aangeven.
  • Voor (snor)fietsers die zich op een naast de rotonde gelegen fietspad of fiets/bromfietspad bevinden, geeft bord B1 samen met haaientanden op het wegdek aan dat zij de afslaande bestuurders van motorvoertuigen voorrang moeten verlenen.
    • Als er ter plaatse geen verkeerstekens zijn gaat de bestuurder van (snor)fiets of bromfiets voor.
  • Wanneer een voetganger zich bevind op een pad of strook binnen de rotonde moet de bestuurder de voetganger voor laten gaan.
  • Wanneer een voetganger zich bevind op een pad of strook buiten de rotonde moet de voetganger de bestuurder voor laten gaan.

7.4 Erven

  • Maximumsnelheid van 15 km/h
  • Je verlaat het erf meestal via een uitrit, het andere verkeer heeft dan voorrang.

7.5 30-km-zone

  • Er van uit gaan dat er sprake is van veel voetgangers en fietsers (met name kinderen)
  • Je verlaat de 30-km-zone meestal via een uitrit, het andere verkeer heeft dan voorrang.

7.6 Bushaltes en tramhaltes

  • Binnen de bebouwde kom moet je bussen/trams die weg willen rijden voor laten gaan.
  • Buiten de bebouwde kom hoef je bussen/trams die weg willen rijden niet voor laten gaan.
  • Extra rekening houden met het verkeer ivm passagiers die in/uit stappen en passagiers die zich haasten.

7.7 Bruggen en viaducten

  • Wanneer de tempratuur richting het vriespunt gaat moet je rekening houden met gladheid op bruggen en viaducten.
    • Wind komt ook onder het wegdek waardoor deze sneller afkoelt en bevriest.
  • Op bruggen en viaducten heb je meer last van wind dan op andere wegen.
  • Bord J15 geeft aan dat er sprake is van een beweegbare brug. Hierbij kan een rij wachtende auto`s staan.

7.8 Tunnels

  • Veel bestuurders gaan in tunnels langzamer en meer naar het midden rijden. Let hierop.
  • Onsteek de dimlichten voordat je de tunnel inrijdt. Je valt dan beter op.
    • Wanneer je dit doet in de tunnel, kunnen andere bestuurders denken dat je remt.
  • Als je in de tunnel pech krijgt moet je proberen de tunnel uit te rijden.
    • Wanneer dit niet lukt: Zo veel mogelijk rechts stilstaan met de alarmlichten aan en de motor uit.
  • Voertuigen met gevaarlijke stoffen mogen een tunnel niet inrijden, en moeten de alternatieve route volgen.
    • Ook als je last hebt van claustrofobie oa kun je de alternatieve route volgen.
    • Bord K14 geeft een alternatieve route aan.