Rotonde is een soort kruispunt waar het verkeer vlot door kan stromen.
Bord J9 waarschuwt je op enige afstand voor de rotonde dat er een aankomt.
Bord D1 staat op de rotonde
Grote rotondes hebben meerdere rijstroken.
Fietsers gebruiken ook de rijstroken wanneer er geen appart fietspad is.
Bestuurders van motorvoertuigen mogen elkaar zowel links en rechts inhalen.
Op een rotonde kun je 4 routes rijden:
Rechts afslaan
Half rond gaan (rechtdoor)
Driekwart rond gaan (links afslaan)
Geheel rond gaan (keren)
7.2 Soorten rotondes
Bestuurders op de rotonde moeten voorrang verlenen aan bestuurders die op de rotonde willen
Bestuurders op de rotonde hebben voorrang voor de bestuurders die op de rotonde willen
Kleine rotondes met 1 rijstrook
Maximumsnelheid van 20 tot 30 km/h.
Langs deze rotondes ligt vaak een fietsstrook of suggestiestrook. Houd rekening met de aanwezigheid van fietsers.
Fietsers die de rotonde willen blijven volgen hebben voorrang.
Afslaan:
1e zijweg: Richting naar rechts aangeven, bij het oprijden van de rotonde.
Halfrond: Je hoeft geen richting aan te geven, bij het oprijden van de rotonde.
3e zijweg: Richting naar links aangeven, bij het oprijden van de rotonde.
Rotondes met meerdere rijstroken
Voor de rotonde wordt al aangegeven welke rijstrook moet worden gekozen.
Rechts afslaan = Meest rechtse rijstrook gebruiken
Rechtdoor gaan = Middelste rijstrook gebruiken, na de 1e zijweg naar de meest rechtse rijstrook.
Driekwart gaan = Linker rijstrook, na de 2e zijweg naar de meest rechtse rijstrook.
Vaak zijn er betonnen randen aangebracht tussen de rijstroken, om weefbewegingen te voorkomen.
Je bent verplicht om bij het verlaten van de rotonde richting aan te geven.
7.3 Verlaten van een rotonde
Als je de rotonde verlaat moet je het verkeer dat zijn weg vervolgt voor laten gaan.
Bestuurders (ook fietsers) die afslaan moeten altijd richting aangeven.
Voor (snor)fietsers die zich op een naast de rotonde gelegen fietspad of fiets/bromfietspad bevinden, geeft bord B1 samen met haaientanden op het wegdek aan dat zij de afslaande bestuurders van motorvoertuigen voorrang moeten verlenen.
Als er ter plaatse geen verkeerstekens zijn gaat de bestuurder van (snor)fiets of bromfiets voor.
Wanneer een voetganger zich bevind op een pad of strook binnen de rotonde moet de bestuurder de voetganger voor laten gaan.
Wanneer een voetganger zich bevind op een pad of strook buiten de rotonde moet de voetganger de bestuurder voor laten gaan.
7.4 Erven
Maximumsnelheid van 15 km/h
Je verlaat het erf meestal via een uitrit, het andere verkeer heeft dan voorrang.
7.5 30-km-zone
Er van uit gaan dat er sprake is van veel voetgangers en fietsers (met name kinderen)
Je verlaat de 30-km-zone meestal via een uitrit, het andere verkeer heeft dan voorrang.
7.6 Bushaltes en tramhaltes
Binnen de bebouwde kom moet je bussen/trams die weg willen rijden voor laten gaan.
Buiten de bebouwde kom hoef je bussen/trams die weg willen rijden niet voor laten gaan.
Extra rekening houden met het verkeer ivm passagiers die in/uit stappen en passagiers die zich haasten.
7.7 Bruggen en viaducten
Wanneer de tempratuur richting het vriespunt gaat moet je rekening houden met gladheid op bruggen en viaducten.
Wind komt ook onder het wegdek waardoor deze sneller afkoelt en bevriest.
Op bruggen en viaducten heb je meer last van wind dan op andere wegen.
Bord J15 geeft aan dat er sprake is van een beweegbare brug. Hierbij kan een rij wachtende auto`s staan.
7.8 Tunnels
Veel bestuurders gaan in tunnels langzamer en meer naar het midden rijden. Let hierop.
Onsteek de dimlichtenvoordat je de tunnel inrijdt. Je valt dan beter op.
Wanneer je dit doet in de tunnel, kunnen andere bestuurders denken dat je remt.
Als je in de tunnel pech krijgt moet je proberen de tunnel uit te rijden.
Wanneer dit niet lukt: Zo veel mogelijk rechts stilstaan met de alarmlichten aan en de motor uit.
Voertuigen met gevaarlijke stoffen mogen een tunnel niet inrijden, en moeten de alternatieve route volgen.
Ook als je last hebt van claustrofobie oa kun je de alternatieve route volgen.